Tuinkers presenteren

Pagina top navigatie elementen

Tuinkers

Presenteren

Transcript

LEERKRACHT: Vertel Tim, wat is er met het plantje gebeurd die geen...
LEERLING: Deze mag geen lucht.
LEERKRACHT: Die mag geen lucht. En wat is er met dat plantje gebeurd?
LEERLING: Eh…
LEERKRACHT: Is die gegroeid?
LEERLING: Ja.
LEERKRACHT: Net zoveel als het plantje wat wel lucht kreeg?
LEERLING: Nee.
LEERKRACHT: Een beetje minder. Kan je er nog iets over vertellen?
LEERLING: (schudt nee)
LEERKRACHT: Dat was het. Heeft iemand een vraag?
LEERLING: Nee.
LEERKRACHT: O jawel, Julius heeft een vraag.
LEERLING: Eh nee.
LEERKRACHT: Toch niet, nee. Max?
LEERLING: Maar hebben jullie ze ook echt opge– heb je ze ook echt water gegeven en ook echt lucht?
LEERLING: Lucht krijgen ze in ieder geval wel, maar deze niet.
LEERKRACHT: Die niet. Ze hebben wel allebei water gehad, allebei de bakjes?
LEERLING: Denk het wel.
LEERLING: Maar dan moet je er wel snel water doen, anders komt er lucht.
LEERKRACHT: Anders komt er lucht bij, ja.

LEERLING: Deze zaadjes zijn– zijn niet gegroeid.
LEERKRACHT: Hoe kan dat?
LEERLING: Die krijgen niet water.
LEERKRACHT: Echt waar?
LEERLING: (schudt nee)
LEERKRACHT: En wat is er met jullie andere bakje? Heeft die wel water gekregen?
LEERLINGEN: Ja.
LEERKRACHT: En wat is daarmee gebeurd, …?
LEERLING: Die zijn gegroeid.
LEERKRACHT: Die zijn wel gegroeid?
LEERLING: Ja.
LEERKRACHT: Hebben plantjes water nodig om te groeien?
LEERLING: Ja.
LEERKRACHT: Hoe vaak hebben jullie ze water gegeven?
LEERLING: Altijd.
LEERKRACHT: Elke dag?
LEERLING: (knikt)
LEERKRACHT: Elke dag hebben jullie ze water gegeven?
LEERLING: Ja, want dat moet ook.
LEERKRACHT: Dat moet. Oké.

LEERLING: Deze hebben we in het donker gedaan…
LEERKRACHT: Ja…
LEERLING: In het kastje. En deze hebben we in het licht gedaan.
LEERKRACHT: Oké. En wat dacht je toen je begon? Toen je de zaadjes in de bakjes deed, dacht je toen: het bakje die in het licht staat gaat beter groeien, of dacht je: het bakje die in het donker staat gaat beter groeien?
LEERLING: Ik dacht in het licht.
LEERKRACHT: En heb je gelijk gekregen?
LEERLING: Ja.
LEERKRACHT: Ja, oké. Willen jullie nog iets vertellen over je onderzoek?
LEERLING: Eigenlijk was dat het.
LEERKRACHT: Dat was het, oké.  Heeft iemand een vraag over hun onderzoek, wat ze onderzocht hebben?
LEERLING: Waren de zaadjes er nog?
LEERLING: Je ziet in principe wel de zaadjes, maar niet echt goed. Als je heel goed kijkt, Tim kom maar eens kijken, dan zie je ze heel goed, die bruine dingen.
LEERKRACHT: Zijn dat de zaadjes, die bruine dingetjes?
LEERLING: Dat denk ik wel.
LEERKRACHT: Oké.
LEERLING: En bij deze zitten ook nog de zaadjes.
LEERKRACHT: Oké, dus er zit geen verschil tussen die in het donker heeft gestaan of in het licht? Er zitten bij allebei nog wel de zaadjes, dat maakt niet uit?
LEERLING: Ja, je ziet wel de zaadjes nog.
LEERKRACHT: Nog een vraag?
LEERLING: Nog een vraag iemand?
LEERLING: Nee.
LEERKRACHT: Nou, applaus voor dat groepje, goed gedaan. Dank je en een buiging erbij.

Omschrijving

De leerlingen presenteren in groepjes hun bevindingen aan de andere leerlingen uit de klas. De andere leerlingen kunnen hierover vragen stellen. Zo vraagt een leerling bij het experiment lucht of ze ook echt de andere condities (water en lucht) onder controle hebben gehouden. De leerkracht vraagt aan de leerlingen wat hun vermoedens vooraf waren en of ze gelijk hebben gekregen. Voor meer informatie over hoe je de kinderen kunt helpen bij het voorbereiden en geven van een presentatie, klik je hier.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Tuinkers

Kijkwijzer

1) Zie je hoe de leerkracht na iedere presentatie de leerlingen ruimte geeft om met elkaar een gesprekje aan te gaan door te vragen ‘Wie heeft er nog vragen over hun onderzoek?’. De leerkracht heeft een veilig klimaat geschapen waarin leerlingen durven te praten.
De vraag ‘Zijn er nog vragen?’ zorgt voor de volgende interactiemomenten:

a) Max wil aangeven dat als je een plantje water geeft er ook lucht bij komt. Eerst stelt hij een inleidende vraag en vervolgens trekt hij een conclusie. Zie je hier hoe taal- en denkontwikkeling samenhangen?
Max: ‘Maar hebben jullie ze ook echt opge- heb je ze ook echt water gegeven en ook echt lucht?’
‘Maar dan moet je er wel snel water doen, anders komt er lucht.

b) Twee leerlingen gaan in gesprek over de zaadjes (1.54)
Leerling 1: Waren de zaadjes er nog?
Leerling 2: Je ziet in principe wel de zaadjes, maar niet echt goed. Als je heel goed kijkt, Tim, kom maar eens kijken, dan zie je ze heel goed, die bruine dingen.
Kijk eens naar het taalgebruik van leerling 2: Zie je hoe hij zijn taalgebruik afstemt op de andere leerling: hij noemt zijn naam en nodigt hem uit tot actie; daarnaast gebruikt hij moeilijke woorden: ‘in principe wel’, en een middel-doelrelatie (als je goed kijkt… dan…)

Opdracht
Wissel uit: het begeleiden van presentaties
De leerlingen lijken de presentatie met plezier te doen. Hoe maakt de leerkracht het geven van de presentatie tot een ‘feestje’?

lesfasen